Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alzo zegt de HEERE [1]tot [2]Zijn gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand Ik vat, [3]om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen; en Ik zal [4]de lendenen [5]der koningen [6]ontbinden, om [7]voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden: 1. Of, van. 2. Dat is, tot, of van dien koning, dien God heeft verkoren, gezalfd en verheven tot koning in Perzie en ook in Babylonie, opdat hij de Joden uit de Babylonische gevangenschap verlossen zou. 1. tot Cores, Of, van. 3. De Chaldeen en andere volken. 4. Dat is, den gordel, waarmede hunne lenden omgord zijn. 5. Van den koning van Babylonie, mitsgaders andere koningen en vorsten, die hem toegedaan zijn. 6. Dat is, Ik zal hen krachteloos en onweerbaar maken, benemende hun alle macht en middelen van zich tegen Cores te kunnen stellen. Zie Job 12:18. 7. Dat is, alle steden en vastigheden, inzonderheid de stad Babel, zal hij innemen; zij zullen hem zulks niet kunnen verhinderen.